Wolter te Riele (Deventer 1867 - Utrecht 1937) was een architect die opereerde op de grens van de traditionele neogotiek van het einde van de negentiende eeuw en de modernisering van de bouwkunst en het zoeken naar een geheel nieuwe en eigen bouwstijl die daarop volgde. Zijn opleiding genoot hij bij zijn vader G. te Riele en bij Dr. P.J.H. Cuypers. Ook studeerde hij in Engeland en aan de St.-Lucasschool in Gent.
Te Riele werkte voornamelijk in Gelderland en Overijssel. In de Kromme Rijnstreek, tussen Wijk bij Duurstede en Utrecht is een concentratie van Te Riele-werken te vinden. De kerken van Cothen, Wijk bij Duurstede en Werkhoven volgden zeer kort op elkaar. Zij kwamen respectievelijk in 1906, 1907 en 1908 tot stand. Wat betreft de opzet zijn de Cothense kerk en die in Werkhoven sterk verwant. De detaillering echter wijkt af.
In zijn kerken probeerde Te Riele een synthese te vinden tussen de basilicale opzet en de centraalbouw. Hij speelde hiermee direct in op de nieuwe liturgische eisen die aan een toenmalig kerkgebouw werden gesteld. Men hechtte er veel waarde aan dat zoveel mogelijk kerkgangers het altaar en de preekstoel konden zien. Zijbeuken werden breder, pilaren dunner en hun aantal verminderd, de kerken werden minder lang en de scheibogen kregen een ruimere overspanning. Deze veranderingen leidden ook tot creatieve oplossingen zoals in Hilversum, in de kerk van O.L.Vrouw Onbevlekt Ontvangen uit 1910. Door pilaren naar buiten te plaatsen ter hoogte van de viering ontstaat er een zeshoekige middenruimte en hebben de mensen die plaatsnamen in de zijbeuken ook zicht op het altaar. Leermeester Cuypers gebruikte dit motief vier jaar later bij zijn O.L.Vrouwekerk in Venlo.
De invloed van Cuypers in zijn werk en ook de Engelse opleiding zijn duidelijk waarneembaar in het werk van Te Riele. Ook is evident dat Te Riele Alfred Tepe volgde in zijn tendens om streekeigen te bouwen met Nederrijnse stijlkenmerken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Te Riele verschillende kerken van Tepe heeft uitgebreid: Slagharen, Ter Apel en Oosterbeek.
Het eerste decennium van de twintigste eeuw ontwierp Te Riele nog in een enigszins traditionele neogotische stijl, al had zijn werk zeker originaliteit. Vanaf 1910 ontwikkelde zijn werk naar een modernere vormgeving maar de neogotiek liet hij nimmer los. De groep van kerkgebouwen die tussen ongeveer 1912 en 1920 werden gerealiseerd zijn sterk aan elkaar verwant, vooral in de vormgeving van pilaren en scheibogen en het loslaten van voorgevormde profielstenen. Het gehele oeuvre kenmerkt zich door virtuoos metselwerk van gewelven en opgaand muurwerk. Zelden komt een kruisribgwelf voor. Te Riele paste vooral netgewelven en stergewelven toe, zelfs bij de kleinere en eenvoudiger gebouwen.
Na 1920 krijgen de kerken een nog expressiever aanzien. Een grovere detaillering en veelal rode pannendaken gevens de gebouwen een robuust aanzien. Een stapeling van volumes en gemetselde torenspitsen geven een middeleeuws en tegelijkertijd eigentijds beeld. Het hoogtepunt van het oeuvre van Te Riele lag zo rond 1925 toen hij de grote kerken te Arnhem (H. Hart), Gemonde, Hengelo (O.L.Vrouw van Altijddurende Bijstand), Huissen-Zand, Laren, Montfoort, Utrecht (Gertrudis) en Zeist (Joseph) nagenoeg tegelijk in aanbouw had.
Kenmerkend aan kerken van Te Riele, zeker in het werk vanaf 1910, is de centraliserende plattegrond die in veel gevallen bijna vierkant is. Vaker toegepaste elementen zijn de korte archtkanten onder de spits, zeshoekige klokverdiepingen op een rechthoekige onderbouw die als westwerk (Boven-Leeuwen) voorkomt maar ook als vieringtoren (Steggerda, Montfoort).
Van de grote hoeveelheid kerkgebouwen die Te Riele ontwierp zijn er door oorlogsgeweld en sloop verschillende verloren gegaan: Breda (Theresia), Ede, Elden, Elst, Enschede (Johannes), Haarle, 's-Hertogenbosch (Antonius van Padua), Huissen-Zand, Indoornik, Nieuw-Borgvliet en Utrecht (Ludgerus).
Maar Te Riele was niet alleen verantwoordelijk voor kerken. Ook scholen, pastorieën, ziekenhuizen en kloosters werden naar zijn ontwerp gerealiseerd. In Wijk bij Duurstede bijvoorbeeld waren koor en transept van de kerk, de jongensschool, de meisjesschool en de gymzaal van zijn hand. De meisjesschool en gymzaal zijn inmiddels afgebroken en de jongensschool is door brand zwaar beschadigd en gemoderniseerd herbouwd, maar toch is de kwaliteit van het werk van Te Riele nog zichtbaar. Uiterste zorg is aan de detaillering besteed. De zuidgevel is prachtig vormgegeven met een grote trapgevel.